woensdag 19 juni 2013

De nieuwe jas

Haar ogen staan wagenwijd open. Ze draait zich om naar de klok naast haar op het nachtkastje. Met haar vingers volgt ze de grote en de kleine wijzer en telt ze de cijfers hardop. Een. Twee. Drie uur. Een voor een zet ze haar voeten op de vloerbedekking en springt in een keer overeind uit bed. Ze huppelt naar de gordijnen en gluurt naar de donkere nacht die wordt verlicht door de lantaarnpalen op straat.
   ‘Ok, Floefie, kom maar onder het bed vandaan! Iedereen in de hele wereld slaapt.’
Ze loopt naar haar kamerdeur, doet het licht aan en draait zich om naar haar kledingkast. Ze schuift haar kleren heen en weer op het rek, trekt een paar stukken van de hangers af en laat ze naast zich op de grond vallen.
   ‘Ja! mijn nieuwe jas.’ Ze omhelst de jas en knijpt haar ogen van vrolijkheid dicht. Haar twee staartjes dansen heen en weer met de blije bewegingen die ze maakt.  
   ‘Floefie, kom nou. Je moet mijn nieuwe jas zien!’ Ze draait zich om en struikelt over de berg met kleding. De mouw van de jas blijft haken achter de deurknop en scheurt helemaal af.
   ‘Kijk! Het sneeuwt!’ Ze raapt het dons van de vloer, springt in de lucht en strooit het de kamer rond. En nog een keer. Dan pakt ze haar jas weer op en kijkt verdwaasd om zich heen.
   ‘Waar ben je nou?’ Ze duikt onder het bed en haalt alles eronder uit. Happy Meal speeltjes, een verloren sok, Barbie, maar geen Floefie. Met de jas weer stevig in haar handen gedrukt gaat ze uitgeput met een harde plof tegen het nachtkasje aanzitten. De beker chocomel wiebelt heen en weer, maar blijft net op het randje stilstaan.  
   ‘Liefje, hadden wij niet afgesproken dat jij in bed zou blijven liggen als je niet kon slapen?’
Ze schrikt en stoot haar ellenboog tegen het kastje. De beker valt over het randje heen. Boven op haar hoofd. En haar jas.   
   ‘Je nieuwe jas!’
   ‘Sorry, mama.’ Ze veegt de chocomel van haar voorhoofd en likt haar vingers af. De rest smeert ze uit over haar jas en kijkt dan haar moeder weer aan.
   ‘Het is Floefie’s schuld!’

vrijdag 14 juni 2013

Geen gehoor

Op de eettafel ligt een stapel werk waar alweer ruim een week niets mee is gebeurd. Het is niet veel, maar voldoende om minstens de ochtend mee te vullen. De laatste slok ochtendkoffie is het teken om mezelf naar boven te slepen, maar de herhaling van The Bold and the Beautiful is reden genoeg om op de bank te blijven zitten. De ingezakte hoek is mijn favoriete plekje in het huis. Ik kruip er ineen en hoop dat de aflevering nooit tot een einde komt, maar de ochtend ligt alweer ver achter me als ik de klok één uur hoor luiden en onder de douche stap. Ik kleed me aan, maak het bed op en schuif wat erop ligt eronder. Als ik weer overeind kom verlies ik mijn evenwicht.  
   ‘Verdomme Eef, wat ben je toch ook een kluns.’
   Ik raap de scherven bij elkaar en pak het lijstje op. De gezichten van Mila en Chloé kijken me beschadigd aan. Ik steek mijn vinger in mijn mond en probeer voorzichtig met wat speeksel de krassen op de foto te lijmen, maar ik maak het alleen maar erger. Langzaam zie ik Mila’s gezicht verder vervagen en stop met wrijven. Ik pak de telefoon op en tik haar nummer in, maar krijg geen gehoor.

Een paar minuten lang staar ik naar de beschadigde foto en pak nogmaals de telefoon.
   ‘Hey mam. Hoe is het?’
   ‘Hoi lieverd, even een vraagje. Heb jij Mila toevallig nog gezien of gesproken de laatste tijd?’
   ‘Nee, niet echt. Hoezo?’
   ‘Ze neemt niet op. Ik heb haar net drie keer geprobeerd te bellen en ik krijg drie keer haar voicemail. Zo gaat het zeker al een maand.’
   Ik leg de foto naast me neer op bed.
   ‘Er is vast niets aan de hand. De vorige keer dat ik bij haar was vertelde ze me dat ze zo ontzettend druk is met allerlei schoolprojecten. Je kent Mila toch. Ze is niet zo’n babbelaar. Oh en ze heeft natuurlijk die baan in die seksshop. Dat heeft Hans nog voor haar geregeld, weet je nog?’
   Met de zon op mijn rug warmt mijn lichaam zich op en ik voel de woorden van Chloé mij geruststellen. Ze heeft gelijk. Ik stel me aan. Ik pak de scherven van het nachtkastje op en loop naar beneden. De zon volgt me tot in de woonkamer waar ik de lamellen een slag draai om mezelf wat daglicht te gunnen.
   ‘Vertel, hoe is het met jou, lieverd?’
   Het gesprek valt stil. Aan de andere kant van de lijn hoor ik Chloé een diepe zucht slaken.     
   ‘Luister mam, ik moet je iets vertellen.’
   ‘O god, je bent toch niet zwanger hè?’
   Chloé begint nerveus te lachen.
   ‘Nee, ik ben niet zwanger. Het gaat ergens anders over.’
   Ik ga op mijn favoriete plek op de bank zitten. Buiten zie ik de zon achter de wolken verdwijnen. Er trekt een rilling van mijn onderbuik tot aan mijn schouders. De fleecedeken die over de bankleuning hangt leg ik over me heen en probeer mezelf weer warm te wrijven.
   ‘Ok, ik zit er klaar voor.’
   ‘Zeker?’
   ‘Ja.’
   ‘Papa heeft Hannah ten huwelijk gevraagd.’
   Ongelofelijk. Nog steeds kan ik niet accepteren dat mijn jeugdliefde mij heeft bedrogen met het mokkel dat zich ooit mijn beste vriendin heeft durven noemen. Ik schop tegen de hoek van de salontafel en voel de pijn van mijn voet doortrekken naar mijn hoofd. De tranen springen direct in mijn ogen. Ik kruip dieper ineen en voel hoe de bank mij omarmt.
   ‘Mam, niet huilen.’
   ‘Liefje, ik bel je morgen nog wel even ok?’
   Ik hang de telefoon op en draai alle lamellen dicht. De rest van de dag ben ik niet meer van de bank afgekomen.

De volgende ochtend komt het koffieochtendritueel langzaam op gang. Mijn ogen voelen dik en het licht fel.
Het geluid van het koffiezetapparaat laadt me op, terwijl ik een boterham met jam voor mezelf smeer. Net wanneer ik ruimte aan de eettafel wil maken hoor ik de deurbel gaan. Ik verwacht niemand en gluur door het raam in de keuken naar buiten. Tot mijn grote verbazing zie ik Chloé staan. Ze ritselt net haar sleutels uit haar tas en draait de deur open als ik de hal inloop. Ze zet twee stappen mijn kant op en geeft me een stevige knuffel.
   ‘Het spijt me zo, mam.’
   ‘Wat spijt je, lieverd?’
   Ze laat me los en kijkt me niet begrijpend aan.
   ‘Van papa natuurlijk.’
   Op weg naar de keuken schuif ik alle rotzooi aan de kant. Ik schaam me. Waar geen stapels werk liggen veeg ik de tafel schoon en laat de kruimels in mijn hand vallen. Het andere afval pak ik van het aanrecht af en druk er de prullenbak mee aan zodat de deksel er weer op kan. Uit de vaatwasser pak ik twee kopjes en zet ze voor Chloé neer op tafel.
   ‘Koffie? Ik heb net verse gezet.’
   ‘Lekker mam.’
   Ik schenk twee kopjes koffie in en zet de suiker en melk op tafel. De rest van de schone vaat zet ik terug in de kast en met de vieze borden en kopjes vul ik de machine weer.
   ‘Mam, ga nou eens even zitten.’
   ‘Ik ben zo terug. Dan kom ik bij je zitten ok?’ 
   De papierstapels op de eettafel raap ik bij elkaar en breng ze naar boven naar mijn kantoor. Op weg terug naar beneden blijf ik staan. Het uitzicht vanuit het raam op de overloop is adembenemend. De zon straalt via het water naar binnen, de bomen zwieren mee in de wind en de roze bloesem kleurt de tekening in.
   ‘Hé lieverd, zullen we even lekker een rondje om het meer gaan lopen.’ Ik wacht op antwoord als ik vanuit de keuken een harde klap hoor.
   ‘Chloé?’, schreeuw ik, terwijl ik naar beneden de trap afstorm.
   Terwijl ik de keuken inloop zie ik Chloé gefrustreerd van de pijn op de grond liggen. Ik ren naar haar toe en help haar overeind.
   ‘Gaat het weer een beetje?’
   Ze knikt. ‘Niets om je zorgen over te maken hoor, mam. Ik heb de laatste tijd gewoon last van wat kramp in mijn armen en benen. Gaat vanzelf wel weer over.’
   ‘Hoe bedoel je?
   Chloé vertelt dat ze al sinds haar laatste vakantie naar Spanje last heeft van krampaanvallen. De ene keer erger dan de andere. Ik blader door mijn agenda en tel de weken.
   ‘Zeven weken al! Dat moet je na laten kijken.’
   ‘Dat is echt niet nodig, mam.’
   ‘Ik vind van wel. Kom!’

Een paar uur later bevind ik me in het kantoor van Dr. Bouma. Het enige dat ik uit zijn bewegende mond hoor komen is een harde lange piep. Alleen de woorden ‘Wegener’, ‘prednisonkuur’ en ‘niertransplantatie’ blijven steken, maar de rest dringt absoluut niet tot me door. Ik heb meer oog voor de airconditioning. Het duurt zo lang voordat er frisse lucht mijn kant opblaast dat ik een zweetdruppel over mijn onderrug mijn onderbroek in voel glijden. Naast me zie ik Chloé nerveus heen en weer bewegen. Het is duidelijk dat ook zij zich geen raad weet met het nieuws. Dr. Bouma staat op, loopt om zijn bureau heen haar kant op en gaat tegen de rand aanzitten. Er gebeurt niets tot zijn hand de hare pakt en ik de tranen uit haar ooghoeken zie ontsnappen.
   ‘Het gaat niet goed met je Chloé. Je nieren zijn dusdanig aangetast dat een niertransplantatie op zeer korte termijn noodzakelijk is.’
   Chloé kijkt hem met grote ogen aan.
   ‘Om je situatie te stabiliseren beginnen we vanaf morgen met een driedaagse prednisonkuur. Begrijp je wat ik je probeer te vertellen?’
   Chloé knikt. Ik veeg mijn bezwete voorhoofd droog en wacht op een frisse luchtvlaag.
   ‘Dit is een zware kuur dus het lijkt me verstandig dat je vanavond al hier blijft. Dan kan je morgen uitgerust beginnen.’
   Chloé knikt en vraagt om meer informatie van Dr. Bouma. Ik heb nog geen één keer gereageerd op het hele verhaal. Het dringt totaal niet tot me door en dat is ook niet wat ik wil. Ik wil weg, terug naar mijn oude leven.
   ‘Bedankt voor uw tijd Dr. Bouma’, zeg ik, terwijl ik Chloé aankijk en duidelijk maak dat ik het gesprek    wil afronden. Ik sta op, pak mijn spullen en trek haar aan haar arm mee naar buiten. Nog voor ik de deurknop vastheb staat ze tussen mij en de deur in.
   ‘Waar ga je nou heen mam? Dit is belangrijk. Ik heb je nodig.’

Als Mila die avond de ziekenhuiskamer binnenloopt omhels ik haar. Het is fijn haar weer in mijn armen te hebben. Sinds ze anderhalf jaar geleden naar Amsterdam is verhuisd heb ik haar slechts een paar keer gezien. Chloé heeft de hele dag naar haar gevraagd. We blijven een tijdje staan kijken naar Chloé. Ze ligt te slapen. Een traan vlucht over Mila’s wang. nog voordat hij haar kin bereikt veegt ze hem weg. Ik pak haar hand. Hij voelt klam. Ze trilt.
   ‘Zal ik een glaasje water voor je halen?’
   ‘Nee, dank je. Maar een dubbele whisky komt wel van pas.’ Ze laat mijn hand los en gaat op de stoel    naast het bed zitten.
   ‘Miels, je bent er.’
   Mila lacht. Chloé wrijft haar ogen wakker en gaat rechtop in bed zitten. Ze kijkt me blij aan, draait    haar hoofd weer naar Mila toe en geeft haar een knuffel.
   ‘Gaat het wel goed met je Miels? Je ziet er moe uit. Je trilt helemaal.’
   ‘Jij ligt in een ziekenhuisbed hoor, grapjas.’ Ze lachen. ‘Het gaat goed met me, niets om je zorgen over te maken.’
   ‘Hoezo niets om je zorgen over te maken?’
   ‘Mam, kom op. Niet zo overdrijven’, zegt Mila geprikkeld. Ze bijt op haar lip en wacht met praten tot ze het velletje met haar tanden los heeft getrokken.
   ‘Luister Coco, ik wil mijn nier aan je afstaan.’
   ‘Lieverd, ik weet zeker dat Chloé dat waardeert, maar zullen we eerst morgen de onderzoeken afwachten? Het gaat tenslotte om de uitslagen nietwaar?’
   ‘Dat weet ik mam, maar dat is wel het plan.’ Ze kijkt Chloé aan knipoogt.
   De rest van de avond verloopt gemoedelijk. We gieren het uit van het lachen als Mila ons vertelt over haar avonturen die ze allemaal meemaakt in de seksshop. De pijn in mijn buik voelt goed en de tranen die over mijn wangen rollen moedig ik aan. We zijn net op adem als ik terug word gesleurd in de harde realiteit.
   ‘Moeten we papa trouwens niet op de hoogte brengen?’ zegt Mila.
   Het is een klap in mijn gezicht, maar dat dit uit Mila haar mond komt kan alleen maar betekenen dat ze het nieuwtje nog niet heeft gehoord. Zij zal hem nog meer haten.
   ‘Nee, hij hoeft het niet te weten. Ik hoef zijn medelijden niet’, zegt Chloé fel nog voordat ik iets anders    kan verzinnen. Eén blik is genoeg. Een andere keer.  

De volgende ochtend worden we vroeg gewekt om aan de kuur te beginnen. Vanuit de vensterbank kijk ik Chloé aan. Ze gedraagt zich sterk, maar ik lees de onmacht in haar ogen.
   ‘Mam, het is tijd. We moeten gaan.’Zegt Mila. Terwijl Chloe de medicijnen krijgt toegediend is het aan    Mila en mij om onze bijdrage te leveren. We nemen plaats in de wachtruimte en worden één voor één meegenomen voor bloedonderzoeken. Nog geen half uur later zitten we weer bij Chloé aan het bed. Pas aan het einde van de dag brengt Dr. Bouma ons het nieuws dat zowel Mila als ik voldoen aan de eisen en in aanmerking komen voor de niertransplantatie.
   ‘Een week na de kuur wil ik gaan opereren. Zie ik één van jullie op de operatietafel?’, zegt hij lachend.
We knikken allebei alsof we worden uitgenodigd voor een dagje kermis. De opluchting is groot, maar de druk nog even zwaar. Chloé gaapt en strekt zich uit.
   ‘Het was een vermoeiende dag, hè lieverd. Ga je lekker slapen?’
   ‘Ja mam, tot morgen Miels.’
   ‘Truste Coco.’

Eenmaal thuis schenk ik een glas rood in terwijl Mila onwennig door de keuken loopt.
   ‘Lieverd, misschien is het verstandig als ik die operatie onderga. Ik heb het idee dat het je allemaal     even teveel wordt. Weet je zeker dat het goed met je gaat?’
Mila staart naar het wijnglas in haar handen. Ze draait het rond en neemt een grote slok. En nog één.
   ‘Het gaat goed met me. Er zijn gewoon een aantal dingen die ik even op een rijtje moet zetten, maar  dat moet ik alleen doen.’ Ze kijkt me recht in mijn ogen aan en ik voel haar woorden hard binnenkomen. Ze neemt de laatste slok wijn en schenkt zichzelf een nieuw glas in.
   “Ik wil mijn nier afstaan aan Chloé. Ik weet het zeker.’
Haar besluit raakt me, maar ondanks dat krijg ik haar woorden niet uit mijn hoofd en het lukt me maar niet om in slaap te komen. Terwijl Mila al naast me in bed ligt te slapen slaat de klokt drie uur. Ze schrikt bezweet uit het niets wakker en kijkt me doordringend aan alsof ze me iets wil vertellen, maar ze draait zich snel om en valt weer in slaap.

De dag van de operatie is aangebroken, maar Mila is nog nergens te bekennen. Ik heb haar meerdere keren geprobeerd te bellen en inmiddels drie voicemails achtergelaten.
   ‘Mam, doe nou eens rustig. Ze komt er vast zo aan.’
   Ik loop geïrriteerd heen en weer langs het voeteneinde van Chloé’s bed. Ze is al een uur te laat. Ik heb de moed al bijna opgegeven als haar nummer op mijn beeldscherm verschijnt.
   ‘Mila! Waar ben je nou?’
   ‘Goedendag mevrouw Bunk, u spreekt met het VU ziekenhuis in Amsterdam’, klinkt het aan de andere kant van de lijn. Alles om mij heen staat stil. Zelfs mijn hartslag voel ik langzamer gaan. Ik loop langs de zijkant van het bed, ga erop zitten en concentreer mij op de woorden die mij worden verteld.
   ‘Mevrouw Bunk, heeft u alles verstaan?’ Ik knik met mijn hoofd.
   ‘Mevrouw Bunk?”
   Ik laat de telefoon uit mijn handen glijden. Het kost me moeite om rechtop te blijven zitten.
   ‘Mam, wat is er aan de hand?’
  
   ‘Is er al nieuws van Mila?’ Dr. Bouma staat in de deuropening. Het is niet de eerste keer dat hij dat komt vragen. Ze hebben de operatie al een uur moeten uitstellen en zijn niet bepaald blij met de vertraging.
   ‘Mila is opgenomen met extreem alcohol- en drugsgebruik. Het gaat niet goed met haar.’
   ‘Wat? Dat meen je niet.’ Chloe grijpt me vast, terwijl ik nog steeds emotieloos voor me uit zit te staren.
   ‘Je moet naar haar toe, mam.’
   ‘Dat lijkt me geen goed plan Chloé’, hoor ik Dr. Bouma zeggen. ‘Je had die nier gister al nodig.‘
   ‘Maar wat verwacht u dan van mij, Dr. Bouma? Verwacht u echt dat ik nu, direct, mijn nier af ga staan aan mijn ene dochter terwijl mijn andere dochter vecht voor haar leven?’ Ik weet dat ik niet zo tekeer mag gaan tegen hem en dat hij het beste voor heeft met Chloé, maar ik wil niet kiezen. Ik kan niet kiezen.
   ‘We moeten papa bellen.’
Mijn ogen sperren zich open en richten zich met een verbaasde blik tot Chloé. De gedachte alleen al om contact met hem op te nemen brandt nog een deel van mijn hart weg, maar ik weet dat ze een punt heeft.
   ‘Je hebt gelijk. Ik moet papa bellen.’

Nog geen vijf minuten later sta ik op de gang met de telefoon in mijn handen. Even speel ik met de gedachte om weer op te hangen, maar zie dan Chloé verdrietig in bed liggen.
   ‘Noud, met Eef.’
   ‘Is er iets belangrijks, want ik heb het behoorlijk druk.’
   ‘Ja, het is belangrijk ja! Je beide dochters liggen in het ziekenhuis.’
   Hij laat de telefoon vallen. Op de achtergrond hoor ik Hannah en Noud. Met mijn vingers tik ik gespannen tegen de muur en volg het gesprek aan de andere kant van de lijn. 
   ‘Eef?’
   ‘Ja?’
   ‘Gaan ze dood?’
   De pijn in zijn stem is tergend. De optie was nog niet in me opgekomen, maar dat hij daar zo snel mee komt verbaast me. Ik zoek naar het juiste antwoord, maar ik weet niet waar ik deze kan vinden. De dokters rennen voor me langs. Het lijkt steeds drukker te worden om me heen. Met mijn rug tegen de muur probeer ik mij op mijn ademhaling te concentreren en een oplossing te bedenken.
   ‘Luister. Ze gaan niet dood, ok. Ga jij naar Mila toe, dan blijf ik bij Chloé?
   ‘Ja, ik ga nu naar haar toe.’
   ‘Noud, geef je Mila alsjeblieft een dikke kus van me?’
   ‘Doe ik. Ik beloof het.’

Het getik van de regen wekt mij uit mijn narcose. Het is donker en door het raam is niets anders te zien dan de druppels die langs het glas naar beneden sluipen. Links van me zie ik Chloé liggen. Ze heeft een tevreden gloed over zich heen. Als ik me naar haar omdraai voel ik de wond branden. Ik bijt mijn tanden op elkaar en beweeg me weer terug op mijn rug. Mijn kaken ontspannen als ik mijn hoofd langzaam in het kussen laat vallen. Ik sluit mijn ogen weer en tel het getik van de druppels om weer in slaap te komen.
   ‘Hoe voel je je?’
Ik schrik. Tot mijn grote verbazing zie ik rechts van mijn bed Noud zitten. Zijn ogen zien dik en rood.
   ‘De operatie is goed gegaan. Ik heb net Dr. Bouma gesproken.’
Ik pers mijn lippen weer op elkaar en beweeg me beetje bij beetje overeind tot ik op mijn ellenbogen kan leunen. Met mijn lippen vorm ik haar naam, maar ik heb de kracht niet om het uit te spreken.
   ‘Ssst, ga nou maar liggen. Je hebt rust nodig.’
   ‘Alsjeblieft. Mila? Hoe is het met Mila?’ Hij staat op en geeft me een stevige kus op mijn voorhoofd.
   ‘Die heb ik haar niet meer op tijd kunnen geven.’

donderdag 6 juni 2013

Yes, I do

Hoe je het ook wendt of keert, een vriendschap is net als een huwelijk, alleen schuif je je beste vriend geen ring om de vinger. Je gaat niet op je knieën en vraagt diegene om met je te trouwen. Een ja-woord op de vraag of een vriend voor altijd, in goede en kwade dagen, in rijkdom en armoede, in gezondheid en ziekte, door dik en dun, tot de dood hen scheidt, je Best Friend Forever wilt zijn, is niet het antwoord waar je naar op zoek bent in een vriendschap. Ik zou niet eens weten voor wie ik zou kiezen. En gelukkig maar. Moet je nagaan met hoeveel procent het aantal echtscheidingen dan zou toenemen. Nee, een ware vriendschap is gebaseerd op vertrouwen. Een mooi gegeven. Misschien is dat ook wel de reden waarom ik zo veel waarde aan mijn vrienden hecht. Vriendschappen zijn vrijblijvend. Als het goed zit kosten ze geen moeite om te onderhouden. Als dat niet het geval is moet de moeilijke keuze gemaakt worden om ze vaarwel te zeggen. Makkelijker gezegd dan gedaan, zeker voor een verzamelaar als ik. Ik verzamel met stip op één schoenen, vervolgens alles wat ook maar onder de categorie kleding en sieraden valt en vlak daarachter stapels papier, leeg en beklad, volle verhuisdozen, mooie herinneringen en niet te vergeten hele goede vrienden. Ze geven me energie en heel veel plezier in het leven. Ik kan ze niet weggooien, verbannen of een jaar lang op de plank van mijn boekenkast laten ondersneeuwen door stof. Daar zijn ze veel te leuk voor.

Vriendschap kent vele vormen. Jeugdvrienden, boezemvrienden, beste vrienden, denkbeeldige vrienden, vrienden van vrienden, tijdelijke vrienden, neppe vrienden, echte vrienden, Facebook vrienden, maar ook oude liefdes, vervlogen liefdes, kennissen, vage kennissen en wormvormige aanhangsels. Zoveel definities dat in sommige talen, zoals in het Frans en Spaans, er een duidelijk verschil is tussen vriend en partner. In het Nederlands is dat niet het geval, zo nuchter als we zijn. Onze taal kent maar één uitleg: vriend of vriendin. Daar moeten we het mee doen. Ondanks deze vrij algemene betekenis weten we wel dat we zoveel vriendschappen met elkaar mogen sluiten als we willen, maar je slechts één partner mag huwen. Zo is polygamie bij de wet verboden in Nederland. De Amerikaanse ‘Sister Wives’ trekken zich daar niets van aan. De gelijknamige serie, die sinds 2010 wordt uitgezonden op TLC, The Learning Channel, is niet de eerste zender die polygamie in het daglicht probeert te zetten. Samen met manlief Kody Brown, zijn eerste vrouw Meri, tweede vrouw Janelle, derde vrouw Christine en vierde vrouw Robyn strijden zij voor meer aandacht voor polygame gezinnen en bestrijden zij maatschappelijk gerelateerde zaken. Officieel is Kody alleen getrouwd met zijn eerste vrouw Meri en worden zijn andere ‘huwelijken’ neergezet als spirituele verbintenissen. Voor hem ligt dat anders. Hij verspreidt zijn aandacht en hart vol liefde over zijn vier vrouwen en zeventien kinderen. Gezinnen als de Browns combineren vriendschap en liefde met een huwelijk. De ‘Sister Wives’ zijn namelijk al langer bevriend met elkaar dan dat zij hun man delen. Inspirerend. Ik, van nature monogaam, zie deze combinatie duidelijk terug in mijn relatie. Wij, en dan heb ik het over mijn vriend, als in partner, en mijzelf, houden van elkaar en hebben een vriendschap als geen ander, maar er geldt een vaste regel; Ik wil niet delen of me verdelen. De samenstelling van vriendschap, liefde en het huwelijk is voor mij maar op één specifiek persoon gericht.

De positie van partner die ik hoop te huwen is ingevuld, maar oneindig vriendschappen sluiten heb ik wel erg serieus genomen. Mijn vriendenverzameling begint behoorlijk de spuigaten uit te lopen. Tot voor kort maakte ik me weinig zorgen, want het klassieke verhaal blijft dat de allerbesten altijd boven blijven drijven, terwijl de meeste vriendschappen verwateren. Ik zou ze er zo uit kunnen pikken. Mijn reddingsgordels, die er altijd voor zorgen dat ik mijn hoofd boven water houd. En toch focus ik me niet op de kern, maar verspreid ik mijn aandacht. Een redelijk voorspelbaar probleem. Zeker in een tijd als deze waarin je op sociaal vlak makkelijker contacten legt en onderhoudt dan de generatie voor mij. De situatie doet me denken aan iemand die geboeid luistert naar de voorspellingen van een waarzegster, je wordt bedonderd waar je bij staat. Want ik mag dan wel 532 Facebook vrienden hebben, maar bij de meesten behoort het woord vriend niet achter hun naam te staan. Iets mooier maken dan dat het in werkelijkheid is en goedgelovigheid zit in de aard van het menselijk beestje, maar laten we reëel blijven, zij zijn iemand anders zijn vriend en niet de mijne. En door al die vrienden, de daadwerkelijke definitie daargelaten, zie ik door de bomen het bos niet meer. Mijn aandacht is ongecontroleerd. Het lukt me niet om scherp te stellen. Hoe leuk ik ze ook vind. En dat is de reden waarom ik zo van verhuizen houd en volle dozen zich opstapelen; meenemen, weggooien, opslaan. Wat een verademing. Mijn leven schreeuwt om een verhuizing, een grondige schoonmaak en een herinrichting. Veranderingen zijn in volle gang, maar waar ik toch wel de meeste moeite mee heb is om me constant schuldig te voelen. Elke keer dat ik een uitnodiging met nee beantwoord of op het laatste moment toch besluit af te zeggen, omdat ik heb besloten dat ik op dit moment geen goede vriend voor de ander ben en mijn focus weer terug moet vinden, dat doet pijn. Ik wil überhaupt geen nee hoeven zeggen, maar zoals ik het woord vroeger nooit in mijn mond nam lijkt mijn ja-woord plotseling veranderd in een nieuw favoriet en bevredigender antwoord: Het nee-woord. Ondanks dat ben ik er zeker van dat heel binnenkort, als die herinrichting helemaal naar wens is, het nee-woord plaats zal moeten maken voor het ja-woord. Of dat nou een vriendschapsbevestiging is naar mijn ware vrienden toe of het antwoord op de vraag: Wil je met mij trouwen?

Honger naar liefde

Wat? Dat ga je toch niet menen! Dat is wat ik dacht toen ik het bericht voor de eerste keer las. Brussel wordt een “toeristische attractie” rijker door de liefdeskamer voor daklozen, een plek die hen de mogelijkheid zal bieden om de liefde met elkaar te bedrijven. Waar gaat het toch heen met de wereld. Het project, dat door stichting VZW Corvia is voorgelegd, heeft zichzelf ten doel gesteld om daklozen dat kleine beetje privacy te gunnen en de gelegenheid tot intimiteit te bieden. De projecten van VZW Corvia zijn voornamelijk gebaseerd op innerlijke schoonheid, het aanwakkeren van maatschappelijke onderwerpen, mensen de kans geven om te integreren in de maatschappij en het gevecht voor humaniteit. Het project valt precies in het straatje, maar is niet iets waar we dagelijks mee bezig zijn. Zo is er wel meer niet alledaags aan hun projecten. Deze zogenaamde Love Room is namelijk door niemand minder dan Miss Dakloos zelf geopperd. Het zit namelijk zo. Eerder al kwam de stichting in de schijnwerpers te staan door een andere opmerkelijke actie. In 2009 organiseerden initiatiefneemster Mathilde Pelser, tevens oprichtster van de VZW Corvia,  en dochter Alina de Miss en Mister Dakloos verkiezing. De prijs: een jaar lang gratis wonen. Voor de meesten zou dat betekenen dat ze hun leven weer konden opbouwen, ofwel hun oude leven weer terug konden krijgen, maar toch lag daar niet de doorslaggevende factor om deel te nemen. Eén voorwaarde was dat alle deelnemers in een opvangtehuis werden ondergebracht. Zo een tijdelijke oplossing betekende eigenlijk al dat ze gewonnen hadden. Het idee dat ik ook van daklozen had; een dak boven je hoofd. Naar mijn weten ligt hun grootste en dagelijks terugkerende zorg toch echt bij een schuilplaats en eten om te kunnen overleven. Heb jij er wel eens bij stilgestaan dat de zorgen en behoeften van daklozen verder reiken dan alleen een dak boven het hoofd, eten en kleding? Ik dus niet. Nooit heb ik er bij stilgestaan dat ook daklozen seksueel actief zijn.

Noem het naïviteit, maar het straatbeeld bestaat voor mij voornamelijk uit onverzorgde mensen. Graaiend in een prullenbak, bedelend voor de deur van de Mc  Donalds of slapend op een bankje in het park. Een verdrietig beeld. Maar blijkbaar is mijn visie niet helemaal op de waarheid gebaseerd. Ik zou ook zomaar twee zwervers tussen de lege dozen en vuilniszakken of ergens in een verlaten steeg, al wippend, tegen kunnen komen. Ik moet er niet aan denken, maar nou zou het me op dat moment niet uitmaken of het zwervers of een tienerstel is die het avontuur opzoeken. Om allebei de situaties sta ik niet echt te springen. Gek genoeg, zo zie je maar wat de maatschappij je allemaal wijs kan maken, vind ik het vanzelfsprekender om een wippend jeugdig stelletje tegen te komen dan een dakloos stel. Ik sla mezelf erom voor m’n kop, want als ik er nu over nadenk zou het juist andersom moeten zijn. Het zou logischer moeten zijn om daklozen buiten seks te zien hebben dan een dak hebbend koppel. Het bewijst maar weer dat men altijd op zoek is naar het onbereikbare. Een bed, bank, keukentafel of aanrecht wordt zo saai. Degenen met een dak boven hun hoofd zijn daarom altijd wel op zoek naar een plekje buitenshuis om hun seksleven wat op te leuken. Voor de daklozen ligt dat precies andersom. Voor hen is het steegje, ergens in de bosjes, onder een brug of tussen een paar vuilniszakken het toppunt van saaiheid. In Brussel is het onbereikbare mogelijk gemaakt en kost het ze binnenkort slechts een zwart ritje naar het gebouw in de Joseph Wautersstraat in Schaarbeek.

Het bericht dat eind mei 2013 op alle nieuwswebsites opsprong heeft veel commotie rondom het onderwerp veroorzaakt. De sites werden bedolven onder extreem uiteenlopende reacties. Want, zo een zogenaamde Love Room, wat moet men zich daar bij voorstellen. Het gegeven is dat je een room voor aan aantal uur kan reserveren, maar staan daar dan daklozen in de rij te wachten totdat de daad is verricht? Zijn er meerdere kamers beschikbaar? Is dat enigszins hygiënisch? Of wie maakt dat schoon? Hebben ze de mogelijkheid om te douchen? Ervoor en erna? En hoe check je of de stelletjes daadwerkelijk dakloos zijn? Het blijft allemaal één groot, redelijk humoristisch, mysterie. Zeker door de vele reacties over dat van dakloze seks vanzelf dakloze baby’s komen. Een probleem dat simpel op te lossen moet zijn door gratis condooms uit te delen. Nou kan dat wat mij betreft sowieso geen kwaad. Zoals inmiddels wel duidelijk is zijn daklozen hoe dan ook seksueel actief. Of ze het nou doen in een daarvoor bestemde Love Room of in een kraakpand. Dakloze baby’s zijn niet te voorkomen tenzij het gebruik van condooms wordt gestimuleerd. De rest van de vragen die ik net afvuurde, ook daar zijn waarschijnlijk kantenklare antwoorden voor. Dat mag het probleem niet zijn. De echte vraag moet luiden: Wat is de toegevoegde waarde van een liefdeskamer voor daklozen?

Als ik weer inhaak bij het feit dat wij, de mensheid in het algemeen, altijd op zoek zijn naar het onbereikbare, dan valt daar nog wel wat over te zeggen. Het zijn namelijk niet alleen de daklozen die tegemoet worden gekomen. Vanaf september 2008 is het voor volwassenen toegestaan om seks te hebben in het Vondelpark in Amsterdam. De enige regels zijn: Ruim de troep achter je kont op, blijf uit de buurt van de kinderspeelplaats en beperk het tot de avonduren en ’s nachts. En zo zullen er wel meer plekjes buitenshuis zijn waar het is toegestaan om seks te hebben. Opeens klinkt een liefdeskamer voor daklozen niet meer zo gek. Want, waarom wij wel en zij niet? De uitspraak ‘honger naar liefde’ bestaat niet zomaar. Dit gevoel kennen we allemaal. Als we de uitspraak omdraaien en iets aanpassen, dan denk ik dat iedereen het met mij eens is dat er niet alleen honger is naar liefde, maar dat liefde de honger ook verzacht. Twee uitspraken die, als je ze combineert, daklozen nog wel eens op de been zouden kunnen houden. Puur en alleen door hun honger naar liefde te aanvaarden en zo de liefde hun honger te laten verzachten.

dinsdag 11 december 2012

Taaie stof om in te bijten

“Ik neem aan dat dit geen probleem voor je is.”
“Nee meneer Verstege, ik zal er voor zorgen dat ik er ben”, antwoord ik gehoorzaam
Hij staat op en reikt met zijn hand naar zijn broekzak. Hij trekt zijn portemonnee tevoorschijn en komt vanachter zijn bureau naar me toegelopen. Afwachtend om wat hij gaat doen bekijk ik zijn handelingen. Zijn handen glijden over de pasjes heen. Eén voor één trekt hij ze omhoog. Bij de vierde houdt hij zijn creditcard vast en steekt deze naar mij uit.
“3677, Koop er maar iets moois van. En vergeet niet de afspraak van morgenavond te bevestigen bij Mr. Sachs persoonlijk”
Ik kijk hem aan. De woorden bereiken mij, maar dringen niet tot me door. Het lukt me niet mijn gedachten vol vragen en ongeloof uit te zetten. Woorden die ik beter niet in mijn mond kan nemen om zijn verzoek af te wimpelen liggen op de rand van mijn lippen, maar blijven binnen de lijnen. Ik voel me vreemd, licht en bewegelijk. Ik kijk naast me en zie mijn lichaam verstijft en uitdrukkingsloos tegenover meneer Verstege staan. Ik hoor de woorden die hij wil horen uit mijn mond glijden en zie toe hoe hij deze ontvangt. Tevreden kijkt hij mij aan en knijpt me zachtjes in mijn beide bovenarmen. Zijn aanraking  brengt me terug in het gesprek en verteld mij dat ik het juiste heb gedaan.
“Zo mag ik het horen.”, laat hij me weten.
Hij draait zich om en gaat weer achter zijn bureau zitten. Onderzoekend kijkt hij mij aan alsof ik een schilderij ben dat net nieuw aan de muur hangt. Ik hoor zijn hersenen een lijstje doornemen zoekend naar iets wat hij niet had mogen vergeten. Hij wrijft zijn handen over zijn voorhoofd en gebaart dan dat hij het weer weet.
“Eva, zou je er voor willen zorgen dat er een bos van vijftig rode rozen naar mijn vrouw wordt gestuurd, vanmiddag nog?”
“Natuurlijk meneer Verstege, ik ga er meteen achteraan.”
“Het is onze achttiende trouwdag vandaag. Wie had dat gedacht.”
“Gefeliciteerd!” Ik knik beleefd en wacht rustig af of hij nog iets van mij nodig heeft, maar zijn blik vertelt me dat ik zijn kantoor kan verlaten. Zodra ik mij omdraai voel ik zijn ogen elke voetstap volgen tot ik de ruimte heb verlaten. Zachtjes trek ik de glazendeur achter me dicht en slaak een diepe zucht.

“Eva, gaat alles goed?”
Ik kijk op en zie Thomas mij recht in mijn ogen aankijken.
“Ja hoor Thomas, dankjewel. De maandag is altijd weer even inkomen”, reageer ik verward.
“Was het weer zo een weekend?”, zegt hij hoofdschuddend terwijl hij me met zijn sprankelende ogen prikkelt. Al het bloed stroomt naar mijn hersenen en ik voel mijn gezicht rood worden. Hij moest eens weten dat ik in mijn eentje op de bank heb gezeten het hele weekend, alleen de deur uit ben gegaan om boodschappen te doen en me in die twee dagen maar één keer gedoucht heb.
“Nee hoor, dat valt heel erg mee”, antwoord ik verlegen.
“Goed dan, wat zijn je plannen voor morgenavond? We gaan met Jessica, Robin en Daniel cocktails drinken bij Harry’s. Ga je mee?’
“Ja leuk, ik ga mee. Gaan we meteen door vanuit werk?

Nog voordat hij mij kan antwoorden verstoort het geluid van de telefoon ons gesprek.
“Meneer Verstege, wat kan ik voor u doen?”
“Eva, Ik heb net Mr. Sachs aan de telefoon gehad. Hij vertelde mij dat er een reservering is gemaakt op zijn naam in hotel De L’Europe. Hij verwacht je daar morgen om half negen stipt in de bar. Zorg dat je er op je best uitziet. En dan nog één ander klein dingetje, mocht ik erachter komen dat je dit met iemand, wie dan ook, bespreekt gaat je leven er heel anders uitzien dan je voor jezelf had uitgestippeld. Dit is ons geheim. Begrijpen wij elkaar?”
Mijn droge mond beweegt niet. Ik draai me om naar zijn kantoor waar zijn gemene houding mijn blik beet heeft. Mijn hart slaat een aantal slagen over. Ik voel zijn ogen branden en de tranen in mijn ooghoeken opzetten. Hij staat op, loopt voorlangs zijn bureau, gaat op de rand ervan zitten en slaat zijn voeten nonchalant over elkaar heen. Hij pakt zijn sigaar in zijn rechterhand en steekt deze op. Ik zie hem diep inhaleren en een grote grijze rookwolk uitblazen. Zodra zijn gezicht weer tevoorschijn komt is zijn strenge blik verandert in een gemene grijns.
“Begrijpen wij elkaar Eva?”
Nog steeds is mijn mond kurkdroog en staan mijn tranen op uitbarsten. Ik open mijn mond, maar er komt geen geluid uit. Met grote ogen blijf ik hem aankijken en knik naar hem.
“Mooi”
Geschrokken trek ik mijn gezicht weer in zijn natuurlijke vorm, bevochtig mijn mond en draai mijn stoel terug naar Thomas die nog steeds voorovergebogen op mijn bureau leunt.
“Sorry daarvoor. Trouwens, ik was vergeten dat ik had beloofd mijn moeder morgen te helpen met haar nieuwe internetaansluiting. Volgende keer ga ik mee, is dat goed?
“Ja dat is goed.”
Het blijft stil. Hij probeert zo hard als hij kan mijn gedachten te lezen. Zijn gezicht schuin naar links en zijn wenkbrauwen vragend.
Weet je zeker dat alles goed met je gaat?

Het roer moet om

Altijd heb ik het gevoel gehad dat ik de meest uitdagende marathons liep en nog won ook.  Niemand kon mij bijhouden, laat staan inhalen. Genieten van het leven was mijn nummer één levensdoel. De wereld lag aan mijn voeten. Een centraal appartement, een goede opleiding, handen vol vrienden, brood op de plank en een bodemloze put aan energie. De vijf jaren daarop zijn werkelijk waar voorbij gevlogen, maar mijn situatie is bijna onveranderd. Misschien zelfs wel een tikkeltje beter. Het is maar net hoe je het bekijkt. Vroeger kon ik nog lekker kind zijn, zette mama het eten op tafel en wassen was nog geen onderdeel van mijn takenpakket. Wat een luizenleven. Maar dat volwassen worden is ook zo slecht nog niet. Lekker doen en laten wat ik wil en vooral geen zeurende ouders aan je hoofd. Nu kan ik tenminste oprecht blij zijn om ze te zien. Een bijna onveranderde situatie dus.

Een iets minder centraal appartement, maar toch, een dak boven mijn hoofd. Drie geweldige buitenlandervaringen in Malaga, Hong Kong en Tenerife. Een diploma op zak en zelfs een nieuwe opleiding begonnen. Een overschot aan vrienden. Van een brood op de plank naar wat sneetjes op de plank. En niet te vergeten de bodemloze put aan energie. Geen officiële baan, oftewel zeeën van tijd. Niets is minder waar. Een vrijwilligersfunctie mag dan wel geen extra sneetjes brood op de plank brengen, maar de hoeveelheid werkuren, energie en stress  zijn zeker vergelijkbaar met een fulltime baan. Maar, klagen is iets wat ik nooit zal doen. Doel nummer één is dus nog steeds een feit.
En toch, ondanks mijn bijna onveranderde situatie ziet mijn leven er totaal anders uit. Anders in de zin van de levens om mij heen. En ik weet niet of ik daar wel zo blij mee ben. Ik word ingehaald. Ik win geen marathons meer. Mijn leven staat stil. En de levens om mij heen ontwikkelen zich op topsnelheid. Ik houd ze echt niet bij. Top banen, gelukkige relaties en het daarbij behorende zelfvertrouwen. De drie dingen die ik niet heb. Ik moet die lopende band weer op. Er moet weer getraind worden. Het roer moet om.