dinsdag 30 oktober 2012

Peptalk

Diegene die anders is
Er niet bij hoort
Maar zichzelf dwingt
Een leven als held te leiden
Om alle ellende
Die hem te wachten staat
Tegen te gaan

Overwint

Brengt anderen in verlegenheid
In onzekerheid zelfs

En niet andersom, Want

De geest van de lamp
Ben jijzelf

Alleen jij
Jij kan het laten geschieden
Op die manier
Dat jij wilt dat het geschiedt

Vergeet jij te overwinnen
Verandert je onvolmaakte zelfbeeld
Het leven in één grote twijfel
En zullen anderen nooit
Door jou
in verlegenheid gebracht worden

vrijdag 19 oktober 2012

Een positief negatief

De lichamen
Van ons weggenomen

De gezichten
En herinneringen
Uit onze gedachten gewist

Het maakt het onmogelijk
Diegenen die wij verloren hebben
Een plek te geven
In onze levens van nu

Tot die mogelijkheid zich voordoet
Waarbij ontelbare negatieven
Mij vragen stellen
Mij slechts laten gissen
Naar de verhalen en namen
Achter deze beelden

Negatieven ontwikkelen zich
In positieven     
Waarschijnlijke vermoedens
Worden realiteit
Wat zwart-wit was
Komt tot leven

Herkenbaar nu
Zes sprankelende ogen
Drie gezichten
Sproeten
Een snor
Nette kapsels
Ze staren mij aan

Een vastgelegd portret
Doorgetrokken in mijn reflectie

Ik herken deze mensen
Hun verleden duidelijk verbonden
Met mijn heden
Maar wie zijn al die anderen?




dinsdag 16 oktober 2012

De ingepakte man

Het was de eerste lentezondag van het jaar en Douwe had zijn ochtendritueel net als alle andere dagen stipt 08.30 uur afgerond. Opstaan, een lauwwarme douche, een ontbijtje met twee boterhammen, twee eitjes met de dooier heel, een bosvruchtenyoghurtje en een bak koffie met melk en twee zoetjes. Precies op tijd voor het journaal plofte hij neer in zijn comfortabele stoel en kwam de rest van de dag zoals gewoonlijk niet meer van zijn plek af. Slechts voor een sanitaire stop of een drinkpauze. Klokslag twee uur viel hij onderuit gezakt met de afstandsbediening aan het begin van zijn bierbuik in slaap. De afstandsbediening schoof steeds een stukje verder van zijn ronde buik af door de trilling van zijn harde gesnurk. Net aan de rand bleef het een tijdje bungelen tot er op volle toeren een secondelange knor klonk. Het apparaat viel recht op zijn rechter ontstoken ringvinger. Hij schrok in één keer recht overeind en schreeuwde het uit van de pijn. “Godverdomme! Rot ding!”
Geïrriteerd zapte hij naar zijn favoriete programma en bleef stil met zijn bezeerde rechterhand op zijn buik televisie kijken. Tot een uurtje of vijf ‘s middags, op zondag was het altijd boodschappendag.
Hij pakte zijn boodschappenkar uit de gangkast, trok zijn regenjas aan, zette zijn groenruiten hoedje op en sjokte naar de voordeur.
Buiten keek hij verbaasd om zich heen naar hoe de wereld er binnen een week zo anders uit kon zien. Een transformatie van kleuren, temperatuur en sfeer stroomden door hem heen. Zijn altijd emotieloze humeur veranderde plotseling en toonde een brede glimlach op zijn gezicht. De boodschappenkar vulde zich rijkelijk en hij liep zelfs een blokje om zodat hij er net iets langer over deed om thuis te komen. In jaren had hij de lente nog nooit zo heftig beleefd.

Wanneer hij thuis komt blijft hij in de deuropening staan waar hij de grauwe woonomgeving in zich opneemt. Hij tuurt rond, maar kan niets ontdekken wat ook maar enigszins in de buurt komt van wat hem net is overkomen. Een wereld van verschil. Hij smijt de deur achter zich dicht en laat de boodschappenkar los.
“Ik mag mijn leven niet zo eindigen, zo triest. Ik moet hier iets aan doen”, zegt hij boos tegen zichzelf met zijn handen in zijn zij. Met zijn jas nog aan stampvoet hij de trap op naar boven naar zijn slaapkamer waar hij vanonder zijn bed een verstofte koffer tevoorschijn haalt. De koffer wordt gevuld met het hoognodige. Een paar onderbroeken, een broek, twee T-shirts, twee overhemden en een toilettas. Moeizaam trekt hij de koffer achter zich aan de trap af. Onderaan gaat hij op de een na onderste tree zitten, hijgt even uit en bekijkt het koffertje dat voor hem staat.
“Waar ben ik nou eigenlijk mee bezig. Ga ik dit echt doen?”, denkt hij uitgeput.
Toch loopt hij naar de voordeur waar hij twintig minuten geleden nog naar binnen kwam en eigenlijk voor een week niet meer de deur uit zou gaan. Eén blik naar buiten is genoeg. Hij weet het zeker en slaat de deur achter zich dicht.          

Tevreden loopt hij zijn verwilderde voortuin uit en blijft bij het houten witte hekdeurtje stilstaan. Hij kijkt naar links, dan naar rechts en weer naar links. Even twijfelt hij, maar draait dan linksom weg van zijn vertrouwde omgeving. Het voelt goed. Hij geniet. Zo blij als een puber die voor het eerst geen thuiskomtijd heeft gekregen van zijn ouders. Dit had hij eerder moeten doen. Een uur lang loopt hij rond zonder ook maar enig idee over waar de straten die hij inslaat naar leiden, wachtend op wat de lente hem te bieden heeft. Af en toe gaat hij even zitten op een bankje langs een wandelpad. Rust even uit, bekijkt de mensen die langslopen en geniet van alles wat er om hem heen gebeurt. Alsof alles en iedereen hem iets wilt vertellen. Benieuwd naar alle verhalen luistert hij aandachtig. Als hij is uitgerust wandelt hij weer verder en rolt het koffertje achter zich aan. Hij loopt een lange straat door, slaat de hoek om naar links en stopt. Verward blijft hij staan, krabt zichzelf over zijn hoofd en wrijft zichzelf in zijn gezicht.
“Het zal toch niet waar zijn hè?”, mompelt hij. “Heb ik nou serieus een rondje gelopen?”.

Tegen zijn wil in loopt hij naar zijn tuinhek, trekt de haak naar boven en loopt naar de voordeur die hij nog niet zo lang geleden achter zich dichttrok. Hij draait de sleutel in het slot en tikt zachtjes de deur open. Door een smalle gleuf bekijkt hij zijn nog niet zo oude verleden. Teleurgesteld, maar overgegeven, loopt hij naar binnen, zet zijn koffertje onderaan de trap neer en ploft in zijn vertrouwde comfortabele stoel. Hij slaakt een zucht en valt in een diepe slaap.  

donderdag 11 oktober 2012

Vluchtroute

Een bron volgestroomd
Vermengd met mijn onwetendheid
Van wat het leven mij nog brengt
Buig ik voorover
Dieper in de dimensie
Waar het besmette water
Een weerglans toont
Van het leven dat ik ooit leefde

Bedroefd om wat het mij wil vertellen
Verstoord een traan het beeld
En verandert de weerspiegeling

Tot
Een waterval van opgekropte frustratie
Ontsnapt door de scherven
En zich kwetsbaar verspreidt

De aanraking
Een verwoestende aardbeving
Waarbij de schade
Als splinters de hersenen kwelt

In de hoop hiervan te ontsnappen
Draai ik mij om
Waar een nat voetspoor
stapsgewijs mij tegemoet komt
Grenzend tot aan mijn geweten

dinsdag 9 oktober 2012

Blik op oneindig

Regendruppels dansen langs het raam naar beneden. Het regent al de hele dag. Verschrikkelijk vind ik het als ik een dag niet naar buiten kan en moet wachten op wat de volgende dag mij brengt. Bezoek heb ik nog niet gehad, maar ik verwacht nog wel iemand. Deze dag is anders dan alle andere dagen, er gaat een naar gevoel door me heen. Vandaag is het precies drie jaar geleden. Ik herinner het me nog als de dag van gisteren.

Met het pistool nog recht naar voren gericht bekijk ik het lichaam dat levenloos in de hoek tegen de keukenkastjes aanligt. Eén schot in zijn rechter bovenbeen en de ander in zijn borstkas. Er vloeit nog bloed uit beide wonden en verspreid zich steeds verder over de vloer. Zijn armen slap langs zijn romp en het hoofd naar beneden gevallen. Ik neem zijn gedaante in me op en deins een stap achteruit. Geschrokken laat ik het wapen los en hoor het op de stenen vloer vallen. Mijn ogen volgen het geluid tot aan mijn voeten en vinden automatisch hun weg terug naar het bloedbad dat ik heb aangericht. Een vlaag van besef bereikt mijn hersenen en ik stort in elkaar op de grond tegen de keukendeur aan. Ik voel de kou van de grond door mijn hele leef trekken en barst in tranen uit. Mijn hoofd laat ik in mijn handen vallen en begin snikkend tegen mezelf te mompelen.
‘Wat heb ik gedaan?’
‘Wat moet ik nou doen?’
Mijn tranen raken maar niet op. Een uur lang blijf ik zo zitten en hoop ik dat dit allemaal niet gebeurd is, maar als ik opkijk weet ik zeker dat ik niet droom. Zijn handen en gezicht bleek en onbewogen. Zenuwachtig heen en weer schommelend probeer ik de antwoorden op mijn vragen te vinden, maar niets schiet me te binnen.

Ik hijs mezelf overeind en loop naar de keukentafel waar ik mijn tas ondersteboven kieper. Twijfelend graai ik mijn telefoon er tussenuit. Met mijn blik gefocust op het lijk hoor ik de telefoon overgaan, maar het gebonk van mijn hart overheerst. Er wordt niet opgenomen. Gespannen begin ik heen en weer te lopen. De stilte in huis beangstigd me. Ik adem een paar keer diep in en uit in de hoop kalmer te worden en bel nogmaals hetzelfde nummer. Des te langer ik de toon hoor overgaan des te gefrustreerder ik raak. Opnieuw geen gehoor. Ik gooi de telefoon door de kamer heen terwijl ik het uitschreeuw van frustratie. De tranen springen in mijn ogen en de twijfel slaat toe.

Ik weet wat ik moet doen, maar ik kan het niet. Minutenlang staar ik uit het keukenraam naar buiten. Een paar keer vang ik mijn blik vol ongeloof en wanhoop op in de weerspiegeling. Ik sluit mijn ogen en laat de gedachte om mezelf aan te geven opnemen in mijn lichaam. Verslagen draai ik me om, pak de telefoon op van de grond en begin met trillende vingers het nummer in te tikken. 1-1-2. Ik hoor de telefoon twee keer overgegaan als er wordt opgenomen.

donderdag 4 oktober 2012

Engelenstof

Het is weer zo’n doodgewone doordeweekse ochtend. Het zonlicht schijnt als engelenstof verblindend door het keukenraam naar binnen. Ik droog de laatste borden af, plaats het broodmes terug in het hakblok en haal een doekje over de eettafel. Sophie en Mick hebben er weer een zooitje van gemaakt. Hagelslag en pindakaas overal. Maar vandaag maakt het allemaal niet uit, voor het eerst sinds tijden heb ik geen één afspraak staan. De kinderen zitten tot vier uur op school en Frank haalt ze op dus hoef het huis niet uit vandaag. Ik slaak een diepe zucht bij het besef ervan en plof in de loveseat in de ruime zithoek. Terwijl ik de halsband van Bink onder me vandaan probeer te trekken bedenk ik me wat ik allemaal wel niet in zes kinderloze uurtjes zou kunnen doen. Wegdromend bij de gedachte aan één van mijn beste worteltaart recepten hoor ik de deurbel gaan.  

Ik loop naar de voordeur en trek hem open. Verbaasd kijk ik om me heen. Er staat niemand voor de deur. Nieuwsgierig zet ik een stap naar buiten om te kijken of ik iemand weg zie lopen, maar bij de tweede struikel ik over een roodrietenmand. Geïntrigeerd kijk ik er even naar, neem de mand mee naar binnen en zet hem midden op de steigerhoutensalontafel neer. Ik ga ernaast op het kleed zitten en blijf er een tijdje naar staren. Clichématig genoeg verwacht je een orkest van kindergehuil, maar dat is gelukkig niet het geval. Als ik langzaam tot tien heb geteld til ik de deksel van de mand op en zie tot mijn verbazing slechts een handgeschreven brief liggen. Rustig pak ik het eruit en begin het hardop te lezen.

Laat me je uitleggen wat er is gebeurd. Er is
meer aan de hand dan je denkt en het wordt
tijd dat ook jij de waarheid te horen krijgt.

Een tunnel van confronterende flashbacks schiet door me heen. Ik herken dit handschrift van vroeger. Het is dat van mijn moeder. Dat kan niet anders. De tranen springen in mijn ogen als een treurwilg die kringen doet groeien in het water. Ik zie haar nog staan. Vanuit mijn zolderkamerraam keek ik hoe ze met haar koffertje de deur van het hek achter zich dichttrok. Het was de laatste keer dat ik haar ooit heb gezien. Een prachtige jurk had ze aan. Zoveel lagen, opgebouwd als een dakpansgewijs elfenbankje. Alleen de blik in haar ogen verklikte de glimlach op haar gezicht. Donkerzwart als bloedworst.

Verdronken in gedachten hoor ik opnieuw de deurbel gaan. Moedwillig verplaats ik mezelf stap voor stap naar de voordeur. Mijn trillende hand leg ik op de deurknop, ik adem drie keer diep in en uit en draai vervolgens de knop naar links open.    

maandag 1 oktober 2012

Moeder

Dit huis is niet meer wat het geweest is. Het is duidelijk veranderd, maar het wil nog niet doordringen. De vier muren, zo sterk als een ribbenkast. Omvergehaald door een ontembaar monster. Van het ene op het andere moment. Niet te bevatten.

Niet alleen de ribbenkast, maar ook het hart is aangetast. Alles is opeens anders. De sfeer als een warme deken die je nergens meer kan vinden. De meubels als de huid van een kinderhand die is opgegroeid en nooit meer hetzelfde zal voelen. De voordeur altijd zo uitnodigend, maar het vraagt mij niets meer. Nooit meer.

Het is stil. Totdat de overgebleven muren de kracht terugvinden om de ballast van vier muren aan te kunnen. Dan pas kan het huis weer worden opgebouwd tot een levendige omgeving. Steen voor steen. Het zal alleen nooit meer hetzelfde zijn. Het is het huis dat ik altijd had, dat nooit meer zal zijn.


Ter nagedachtenis van Sonja van Maarsen. Lieve Gi, mijn gedachten zijn bij jou!