dinsdag 11 december 2012

Taaie stof om in te bijten

“Ik neem aan dat dit geen probleem voor je is.”
“Nee meneer Verstege, ik zal er voor zorgen dat ik er ben”, antwoord ik gehoorzaam
Hij staat op en reikt met zijn hand naar zijn broekzak. Hij trekt zijn portemonnee tevoorschijn en komt vanachter zijn bureau naar me toegelopen. Afwachtend om wat hij gaat doen bekijk ik zijn handelingen. Zijn handen glijden over de pasjes heen. Eén voor één trekt hij ze omhoog. Bij de vierde houdt hij zijn creditcard vast en steekt deze naar mij uit.
“3677, Koop er maar iets moois van. En vergeet niet de afspraak van morgenavond te bevestigen bij Mr. Sachs persoonlijk”
Ik kijk hem aan. De woorden bereiken mij, maar dringen niet tot me door. Het lukt me niet mijn gedachten vol vragen en ongeloof uit te zetten. Woorden die ik beter niet in mijn mond kan nemen om zijn verzoek af te wimpelen liggen op de rand van mijn lippen, maar blijven binnen de lijnen. Ik voel me vreemd, licht en bewegelijk. Ik kijk naast me en zie mijn lichaam verstijft en uitdrukkingsloos tegenover meneer Verstege staan. Ik hoor de woorden die hij wil horen uit mijn mond glijden en zie toe hoe hij deze ontvangt. Tevreden kijkt hij mij aan en knijpt me zachtjes in mijn beide bovenarmen. Zijn aanraking  brengt me terug in het gesprek en verteld mij dat ik het juiste heb gedaan.
“Zo mag ik het horen.”, laat hij me weten.
Hij draait zich om en gaat weer achter zijn bureau zitten. Onderzoekend kijkt hij mij aan alsof ik een schilderij ben dat net nieuw aan de muur hangt. Ik hoor zijn hersenen een lijstje doornemen zoekend naar iets wat hij niet had mogen vergeten. Hij wrijft zijn handen over zijn voorhoofd en gebaart dan dat hij het weer weet.
“Eva, zou je er voor willen zorgen dat er een bos van vijftig rode rozen naar mijn vrouw wordt gestuurd, vanmiddag nog?”
“Natuurlijk meneer Verstege, ik ga er meteen achteraan.”
“Het is onze achttiende trouwdag vandaag. Wie had dat gedacht.”
“Gefeliciteerd!” Ik knik beleefd en wacht rustig af of hij nog iets van mij nodig heeft, maar zijn blik vertelt me dat ik zijn kantoor kan verlaten. Zodra ik mij omdraai voel ik zijn ogen elke voetstap volgen tot ik de ruimte heb verlaten. Zachtjes trek ik de glazendeur achter me dicht en slaak een diepe zucht.

“Eva, gaat alles goed?”
Ik kijk op en zie Thomas mij recht in mijn ogen aankijken.
“Ja hoor Thomas, dankjewel. De maandag is altijd weer even inkomen”, reageer ik verward.
“Was het weer zo een weekend?”, zegt hij hoofdschuddend terwijl hij me met zijn sprankelende ogen prikkelt. Al het bloed stroomt naar mijn hersenen en ik voel mijn gezicht rood worden. Hij moest eens weten dat ik in mijn eentje op de bank heb gezeten het hele weekend, alleen de deur uit ben gegaan om boodschappen te doen en me in die twee dagen maar één keer gedoucht heb.
“Nee hoor, dat valt heel erg mee”, antwoord ik verlegen.
“Goed dan, wat zijn je plannen voor morgenavond? We gaan met Jessica, Robin en Daniel cocktails drinken bij Harry’s. Ga je mee?’
“Ja leuk, ik ga mee. Gaan we meteen door vanuit werk?

Nog voordat hij mij kan antwoorden verstoort het geluid van de telefoon ons gesprek.
“Meneer Verstege, wat kan ik voor u doen?”
“Eva, Ik heb net Mr. Sachs aan de telefoon gehad. Hij vertelde mij dat er een reservering is gemaakt op zijn naam in hotel De L’Europe. Hij verwacht je daar morgen om half negen stipt in de bar. Zorg dat je er op je best uitziet. En dan nog één ander klein dingetje, mocht ik erachter komen dat je dit met iemand, wie dan ook, bespreekt gaat je leven er heel anders uitzien dan je voor jezelf had uitgestippeld. Dit is ons geheim. Begrijpen wij elkaar?”
Mijn droge mond beweegt niet. Ik draai me om naar zijn kantoor waar zijn gemene houding mijn blik beet heeft. Mijn hart slaat een aantal slagen over. Ik voel zijn ogen branden en de tranen in mijn ooghoeken opzetten. Hij staat op, loopt voorlangs zijn bureau, gaat op de rand ervan zitten en slaat zijn voeten nonchalant over elkaar heen. Hij pakt zijn sigaar in zijn rechterhand en steekt deze op. Ik zie hem diep inhaleren en een grote grijze rookwolk uitblazen. Zodra zijn gezicht weer tevoorschijn komt is zijn strenge blik verandert in een gemene grijns.
“Begrijpen wij elkaar Eva?”
Nog steeds is mijn mond kurkdroog en staan mijn tranen op uitbarsten. Ik open mijn mond, maar er komt geen geluid uit. Met grote ogen blijf ik hem aankijken en knik naar hem.
“Mooi”
Geschrokken trek ik mijn gezicht weer in zijn natuurlijke vorm, bevochtig mijn mond en draai mijn stoel terug naar Thomas die nog steeds voorovergebogen op mijn bureau leunt.
“Sorry daarvoor. Trouwens, ik was vergeten dat ik had beloofd mijn moeder morgen te helpen met haar nieuwe internetaansluiting. Volgende keer ga ik mee, is dat goed?
“Ja dat is goed.”
Het blijft stil. Hij probeert zo hard als hij kan mijn gedachten te lezen. Zijn gezicht schuin naar links en zijn wenkbrauwen vragend.
Weet je zeker dat alles goed met je gaat?

Het roer moet om

Altijd heb ik het gevoel gehad dat ik de meest uitdagende marathons liep en nog won ook.  Niemand kon mij bijhouden, laat staan inhalen. Genieten van het leven was mijn nummer één levensdoel. De wereld lag aan mijn voeten. Een centraal appartement, een goede opleiding, handen vol vrienden, brood op de plank en een bodemloze put aan energie. De vijf jaren daarop zijn werkelijk waar voorbij gevlogen, maar mijn situatie is bijna onveranderd. Misschien zelfs wel een tikkeltje beter. Het is maar net hoe je het bekijkt. Vroeger kon ik nog lekker kind zijn, zette mama het eten op tafel en wassen was nog geen onderdeel van mijn takenpakket. Wat een luizenleven. Maar dat volwassen worden is ook zo slecht nog niet. Lekker doen en laten wat ik wil en vooral geen zeurende ouders aan je hoofd. Nu kan ik tenminste oprecht blij zijn om ze te zien. Een bijna onveranderde situatie dus.

Een iets minder centraal appartement, maar toch, een dak boven mijn hoofd. Drie geweldige buitenlandervaringen in Malaga, Hong Kong en Tenerife. Een diploma op zak en zelfs een nieuwe opleiding begonnen. Een overschot aan vrienden. Van een brood op de plank naar wat sneetjes op de plank. En niet te vergeten de bodemloze put aan energie. Geen officiële baan, oftewel zeeën van tijd. Niets is minder waar. Een vrijwilligersfunctie mag dan wel geen extra sneetjes brood op de plank brengen, maar de hoeveelheid werkuren, energie en stress  zijn zeker vergelijkbaar met een fulltime baan. Maar, klagen is iets wat ik nooit zal doen. Doel nummer één is dus nog steeds een feit.
En toch, ondanks mijn bijna onveranderde situatie ziet mijn leven er totaal anders uit. Anders in de zin van de levens om mij heen. En ik weet niet of ik daar wel zo blij mee ben. Ik word ingehaald. Ik win geen marathons meer. Mijn leven staat stil. En de levens om mij heen ontwikkelen zich op topsnelheid. Ik houd ze echt niet bij. Top banen, gelukkige relaties en het daarbij behorende zelfvertrouwen. De drie dingen die ik niet heb. Ik moet die lopende band weer op. Er moet weer getraind worden. Het roer moet om.

De eerste kus

[Anne staat in haar eentje in haar slaapkamer en kijkt in de spiegel waar zij een foto van Peter naast zich vasthoudt]

De heer Peter en Anne van Pels, past dat wel? Hmmm niet verkeerd. [Glimlacht] Wij zouden best een knap stel kunnen zijn, vind je ook niet Peter?

[Het blijft een paar seconden stil. Anne’s glimlach verandert in een serieuze blik]

Nee Anne natuurlijk niet. Doe toch normaal. Het was maar een kus, toch? Of niet? Ik weet het allemaal niet meer hoor. Je vond die jongen een tamelijke saaie en verlegen slungel, van wiens gezelschap niet veel te verwachten was. Toch? En nu, nu ben je een gezamenlijke toekomst aan het plannen? [hoofdschuddend] De heer Peter en Anne van Pels, houd toch op! Je kan geen gevoelens voor Peter hebben. Het komt gewoon door de omstandigheden. Dat moet wel. Ik weet zeker dat ik nooit verliefd op hem zou zijn geworden als ik niet in deze situatie had gezeten. Al anderhalf jaar houd ik het met hem vol. Anderhalf jaar! Geen dag langer als het aan mij zou liggen. En toch zijn mijn rupsen ontpopt tot vlinders. Hoe is dat zo opeens gekomen? Je vind hem niet leuk, Je vind hem niet leuk.

Maar…hij is wel de enige hier die hier naar mij luistert. Papa deelt helemaal niets meer met mij. Vroeger vertelde hij mij altijd alles. Waarom verteld hij mij niets meer? Hoe kan ik hem nog vertrouwen, als hij mij niet in vertrouwen neemt? Nee! met papa kan ik hier niet over praten. Mama misschien? Nee! met mama al helemaal niet. Zij zou het totaal verkeerd opvatten en samen met zijn moeder onze beschamende daad bespreken. Het hele huis zou het te weten komen en Peter zou nooit meer tegen mij praten of naar mij luisteren. Dat zou ik verschrikkelijk vinden. Margot dan? Ja, ik vertel het Margot. O, maar wacht. Nee, Margot mag het niet te weten komen. Ze zou verschrikkelijk jaloers zijn. [zucht] Dan blijft er maar één iemand over.

Niet waar! Je hoeft het aan niemand te vertellen. Die kus maakt me helemaal niets uit. Niets! Ik had gehoopt dat het nooit was gebeurd. Dan was ik hier namelijk nooit geweest. Dan had ik Peter maar niet ontmoet. Waarom kan ik hier niet vandaan rennen. Gewoon wegrennen. Dan kan ik tenminste zelf beslissen hoe ik mijn leven wil leven. Dan kan ik tenminste mijn eigen dromen achterna. Dan beslis ik zelf wel met wie ik omga en op wie ik verliefd word. Ik zou teruggaan naar mijn vriendinnen. [Zucht] Mijn lieve vriendinnen. Hoe zal het met hun gaan? Zullen zij ook al verliefd zijn op de jongen waarmee ze de woonkamer moeten delen?

[Er klinken schoten. Anne gaat op de grond zitten en luistert met haar oor tegen de muur aan naar wat er buiten gebeurt. Het maakt haar verdrietig]

Het heeft allemaal geen zin. Gewoon wegrennen is geen optie. Ik zou het geen seconde zonder papa, mama en Margot uithouden. Eén voet buiten deze deuren en mijn leven is over. Nog even volhouden Anne, dat kan je. Heel veel langer kan het toch niet duren? Toch? Misschien worden we morgen of overmorgen wel bevrijd en hoef ik Peter nooit meer te zien…

[Er klinkt geschreeuw vanuit de woonkamer]

maandag 19 november 2012

Getekend voor het leven

Mijn lichaam, mijn prachtige lichaam. Perfect van begin tot eind. Al jaren onveranderd. Precies zoals hij mij geschetst had. Mijn lederhuid strak, mijn bovenbenen voluptueuze strepen en mijn haar inktzwart. Hij heeft mij tot leven gebracht en sindsdien wijk ik niet van zijn zijde. Ik ben zijn versiersel, maar toch had ik anders in het leven willen staan, zelfstandiger willen zijn. Ik zit bijna aan de grond. Een kriebelig en hard grasveld waar ik vandaan wil, maar het lukt me niet boven mezelf uit stijgen. Hij beslist namelijk wat er met mij gebeurt, niet ik. Hoe ik eruit zie, welke kleren en kleuren ik aanheb en hoe ik me moet gedragen naar de rest toe. Het is nooit anders geweest en dus kamp ik vanaf mijn geboorte al met een onverdraagbare pijn, als naalden die mijn leven bedreigen. En alsof dat niet al erg genoeg is heeft hij twee weken geleden besloten dat ik grotere borsten nodig heb. En zo geschiedde mijn metamorfose. Een zware behandeling leidde tot een bevredigend resultaat, voor hem. Ik, ik had rust nodig, maar mijn met gelatineheuvels gevulde onderhuid benauwt me. Doet me beseffen dat vluchten van mijn leven niet kan. Dat mijn mening nooit zal tellen. Nu niet, nooit niet. Mijn leven is één grote onuitwisbare vlek. 

woensdag 14 november 2012

Dubbel verdriet

Justyna: Hallo, met mevrouw Sliwa. … Ja, daar spreekt u mee.

(Lange stilte)

Justyna: Wat? Wat bedoelt u?

(Korte stilte)

Justyna: Ik, ik kan het niet geloven. Dit moet ik even tot me door laten dingen. Ik bel u later terug.

Rafal: Lieverd wat is er aan de hand, wie had je aan de telefoon?

Justyna (huilend): Ik..had..het..New Yorkse..mortuarium..aan de telefoon.

Rafal: Huh, wat dan? Waarom?

Justyna (huilend): Aleksander

Rafal: Aaah lieverd kom hier.

Justyna: Nee Raf, wacht! Laat me even uitpraten. Misschien moet je even gaan zitten. Ga maar even zitten. Wil je wat drinken of iets, iets te eten?

Rafal: Ina, wat is er allemaal aan de hand? Doe eens even rustig, Haal even adem en vertel me wat er aan de hand is.

Justyna: Ok wacht! Ik weet gewoon niet hoe ik je dit moet zeggen. Ik kan het gewoon niet geloven.

Rafal: Begin bij het begin, wat zei diegene aan de telefoon tegen je.

Justyna: ze zei dat…dat de baby die wij 2 weken geleden hebben begraven niet onze Aleksander was.

Rafal (fluisterend/verontwaardigd): Wat?

Justyna: Er zijn twee lijkjes verwisseld, in het mortuarium en (huilend) we hebben het verkeerde lijkje begraven Raf. Het was niet onze zoon, onze zoon ligt begraven in New York.

Rafal: Maar..dat is onmogelijk. Hoe is dat mogelijk?

Justyna: De lijkschouwer, meneer Bakas, heeft gister bekend dat hij de twee lijkjes heeft verwisseld.

Rafal: Dat meen je niet, Dit kan niet waar zijn. Waarom doet iemand zoiets?

Justyna: Ik weet het niet. Ze zei iets over dezelfde namen ofzo, dat de twee lijkjes ongeveer dezelfde namen hadden en door de war zijn gehaald.

Rafal: Hoe kunnen ze ons dit aandoen, na alles wat we hebben doorgemaakt. Wat is dat voor een mongool! Ik, ik doe die man wat als..

Justyna (doorbreekt Rafal): Alsjeblieft Rafa, rustig.

Rafal: Nee Ina, hoe kan ik nu rustig blijven. We hebben net 2 weken geleden onze doodgeboren Aleksander begraven en nu blijkt dat allemaal schijn te zijn.

Justyna: Ja..allemaal schijn.

Rafal: Hebben ze enig idee hoe wij ons voelen? Weet je wel wat dit betekent.

(stilte)

Rafal: Dit betekent dat we onze zoon opnieuw moeten begraven. En iemand anders zoon moeten opgraven

Justyna: Ik weet het..

(stilte)

Rafal: Ik ga dit niet trekken.

Justyna: Ik ook niet lieverd, ik kan het niet bevatten. Dit is verschrikkelijk

Rafal: Ik weet het niet hoor lieverd.

Justyna: Wat weet je niet?

Rafal: Gaan we dit echt doen?

Justyna: Hoe bedoel je gaan we dit echt doen?

Rafal: Willen we dat hele proces nog een keer doormaken?

Justyna: Raf! Er ligt iemand anders kind in het graf van onze zoon!

Rafal: Ik weet het lieverd, maar denk even na over hoeveel verdriet het ons heeft gedaan. Het overvliegen naar Polen, de begrafenis, de emotionele verwerking..willen we weer van begin af aan beginnen?

Justyna: Hoe kan je dat nou zeggen? Hoe kan ik het verlies van onze zoon verwerken wetende dat het één grote leugen is. Wetende dat onze zoon helemaal niet dicht bij ons is, hij ligt in New York.

Rafal: Zo moet je niet denken. Waarom kunnen we het niet zo laten? We komen er wel uit. Ik wil dit vergeten en doorgaan. We hebben al genoeg meegemaakt.

Justyna: Wiens kind hebben wij eigenlijk wel niet begraven dan? Dit geloof je toch niet?

Rafal: Ik weet het niet, maar ik weet wel dat ik dit misschien niet had willen weten. Ik wil verder kunnen gaan met ons leven, samen.

Justyna: Wij hebben hun zoon begraven. Hun zoon. Ik ga het mortuarium terugbellen, ik wil weten wat de volgende stappen zijn.

Rafal: Nee ina, niet doen. Misschien moeten we even niets van ons laten horen.

Justyna: Maar..Ik wil mijn zoon hier hebben, bij ons. Ik wil hem de begrafenis geven die we voor hem hadden uitgedacht, ik wil naar zijn graf kunnen als ik dat nodig heb. Ik wil hem hier, bij mij.

Rafal: Hij is bij ons. Hij heeft de begrafenis gekregen die hij verdiende. Je kan naar zijn graf als je dat nodig hebt. Er is niets verandert.

Justyna. Niet waar. Waarom pak jij toch altijd de makkelijkste weg, net als bij je andere zoon.

Rafal: Laat hem erbuiten. Hij heeft hier niets mee te maken. We moeten hier samen uit zien te komen.

Justyna: Hoe kan jij van mij vragen net te doen alsof ik dit niet heb gehoord. Ik wil dat je hier door het lint gaat, schreeuwt, verdrietig bent, gek wordt van frustratie, net als ik, samen met mij. Maar het lijkt wel alsof het je helemaal niets doet.

Rafal: Dat zie je verkeerd.

Justyna: Waarom doe je dan zo?

Rafal: Ik probeer ons te beschermen voor nog meer verdriet, waarom zie je niet dat dit het beste voor ons is?

Justyna: Maar dat is het niet, dit is verkeerd.

Rafal: Ik ga even een luchtje scheppen. Zet het van je af Ina.

Justyna: Ja loop maar weer weg. Daar ben je zo goed in. Egoïst dat je bent.

dinsdag 30 oktober 2012

Peptalk

Diegene die anders is
Er niet bij hoort
Maar zichzelf dwingt
Een leven als held te leiden
Om alle ellende
Die hem te wachten staat
Tegen te gaan

Overwint

Brengt anderen in verlegenheid
In onzekerheid zelfs

En niet andersom, Want

De geest van de lamp
Ben jijzelf

Alleen jij
Jij kan het laten geschieden
Op die manier
Dat jij wilt dat het geschiedt

Vergeet jij te overwinnen
Verandert je onvolmaakte zelfbeeld
Het leven in één grote twijfel
En zullen anderen nooit
Door jou
in verlegenheid gebracht worden

vrijdag 19 oktober 2012

Een positief negatief

De lichamen
Van ons weggenomen

De gezichten
En herinneringen
Uit onze gedachten gewist

Het maakt het onmogelijk
Diegenen die wij verloren hebben
Een plek te geven
In onze levens van nu

Tot die mogelijkheid zich voordoet
Waarbij ontelbare negatieven
Mij vragen stellen
Mij slechts laten gissen
Naar de verhalen en namen
Achter deze beelden

Negatieven ontwikkelen zich
In positieven     
Waarschijnlijke vermoedens
Worden realiteit
Wat zwart-wit was
Komt tot leven

Herkenbaar nu
Zes sprankelende ogen
Drie gezichten
Sproeten
Een snor
Nette kapsels
Ze staren mij aan

Een vastgelegd portret
Doorgetrokken in mijn reflectie

Ik herken deze mensen
Hun verleden duidelijk verbonden
Met mijn heden
Maar wie zijn al die anderen?




dinsdag 16 oktober 2012

De ingepakte man

Het was de eerste lentezondag van het jaar en Douwe had zijn ochtendritueel net als alle andere dagen stipt 08.30 uur afgerond. Opstaan, een lauwwarme douche, een ontbijtje met twee boterhammen, twee eitjes met de dooier heel, een bosvruchtenyoghurtje en een bak koffie met melk en twee zoetjes. Precies op tijd voor het journaal plofte hij neer in zijn comfortabele stoel en kwam de rest van de dag zoals gewoonlijk niet meer van zijn plek af. Slechts voor een sanitaire stop of een drinkpauze. Klokslag twee uur viel hij onderuit gezakt met de afstandsbediening aan het begin van zijn bierbuik in slaap. De afstandsbediening schoof steeds een stukje verder van zijn ronde buik af door de trilling van zijn harde gesnurk. Net aan de rand bleef het een tijdje bungelen tot er op volle toeren een secondelange knor klonk. Het apparaat viel recht op zijn rechter ontstoken ringvinger. Hij schrok in één keer recht overeind en schreeuwde het uit van de pijn. “Godverdomme! Rot ding!”
Geïrriteerd zapte hij naar zijn favoriete programma en bleef stil met zijn bezeerde rechterhand op zijn buik televisie kijken. Tot een uurtje of vijf ‘s middags, op zondag was het altijd boodschappendag.
Hij pakte zijn boodschappenkar uit de gangkast, trok zijn regenjas aan, zette zijn groenruiten hoedje op en sjokte naar de voordeur.
Buiten keek hij verbaasd om zich heen naar hoe de wereld er binnen een week zo anders uit kon zien. Een transformatie van kleuren, temperatuur en sfeer stroomden door hem heen. Zijn altijd emotieloze humeur veranderde plotseling en toonde een brede glimlach op zijn gezicht. De boodschappenkar vulde zich rijkelijk en hij liep zelfs een blokje om zodat hij er net iets langer over deed om thuis te komen. In jaren had hij de lente nog nooit zo heftig beleefd.

Wanneer hij thuis komt blijft hij in de deuropening staan waar hij de grauwe woonomgeving in zich opneemt. Hij tuurt rond, maar kan niets ontdekken wat ook maar enigszins in de buurt komt van wat hem net is overkomen. Een wereld van verschil. Hij smijt de deur achter zich dicht en laat de boodschappenkar los.
“Ik mag mijn leven niet zo eindigen, zo triest. Ik moet hier iets aan doen”, zegt hij boos tegen zichzelf met zijn handen in zijn zij. Met zijn jas nog aan stampvoet hij de trap op naar boven naar zijn slaapkamer waar hij vanonder zijn bed een verstofte koffer tevoorschijn haalt. De koffer wordt gevuld met het hoognodige. Een paar onderbroeken, een broek, twee T-shirts, twee overhemden en een toilettas. Moeizaam trekt hij de koffer achter zich aan de trap af. Onderaan gaat hij op de een na onderste tree zitten, hijgt even uit en bekijkt het koffertje dat voor hem staat.
“Waar ben ik nou eigenlijk mee bezig. Ga ik dit echt doen?”, denkt hij uitgeput.
Toch loopt hij naar de voordeur waar hij twintig minuten geleden nog naar binnen kwam en eigenlijk voor een week niet meer de deur uit zou gaan. Eén blik naar buiten is genoeg. Hij weet het zeker en slaat de deur achter zich dicht.          

Tevreden loopt hij zijn verwilderde voortuin uit en blijft bij het houten witte hekdeurtje stilstaan. Hij kijkt naar links, dan naar rechts en weer naar links. Even twijfelt hij, maar draait dan linksom weg van zijn vertrouwde omgeving. Het voelt goed. Hij geniet. Zo blij als een puber die voor het eerst geen thuiskomtijd heeft gekregen van zijn ouders. Dit had hij eerder moeten doen. Een uur lang loopt hij rond zonder ook maar enig idee over waar de straten die hij inslaat naar leiden, wachtend op wat de lente hem te bieden heeft. Af en toe gaat hij even zitten op een bankje langs een wandelpad. Rust even uit, bekijkt de mensen die langslopen en geniet van alles wat er om hem heen gebeurt. Alsof alles en iedereen hem iets wilt vertellen. Benieuwd naar alle verhalen luistert hij aandachtig. Als hij is uitgerust wandelt hij weer verder en rolt het koffertje achter zich aan. Hij loopt een lange straat door, slaat de hoek om naar links en stopt. Verward blijft hij staan, krabt zichzelf over zijn hoofd en wrijft zichzelf in zijn gezicht.
“Het zal toch niet waar zijn hè?”, mompelt hij. “Heb ik nou serieus een rondje gelopen?”.

Tegen zijn wil in loopt hij naar zijn tuinhek, trekt de haak naar boven en loopt naar de voordeur die hij nog niet zo lang geleden achter zich dichttrok. Hij draait de sleutel in het slot en tikt zachtjes de deur open. Door een smalle gleuf bekijkt hij zijn nog niet zo oude verleden. Teleurgesteld, maar overgegeven, loopt hij naar binnen, zet zijn koffertje onderaan de trap neer en ploft in zijn vertrouwde comfortabele stoel. Hij slaakt een zucht en valt in een diepe slaap.