De blikken op de
aanwezige gezichten staan strak naast elkaar als een rij dominostenen, bang om
te bewegen. Er wordt geen zucht geslaakt en zelfs de vlammetjes van de kaarsen
staan recht overeind. Pas tellen later wordt de onrust doorbroken door de
eerste steen die alle anderen doet omvallen.
Buiten beleven de
twee kleine meisjes de onrust van binnen eveneens. Het is voelbaar in de
levenloze omgeving die diep in de kleren kruipt terwijl de boze lucht dreigend
en afstandelijk boven ze blijft hangen. Het gevoel doet ze bibberen en smachten
naar een gemoedelijkere sfeer die zich binnen inmiddels weer afspeelt. Waar de
geur van kaarsen en bloemen ieder ondersteuning biedt.
Wanneer de meisjes
onschuldig naar binnen huppelen rent een windvlaag ze voorbij. De lichtpuntjes
vergaan in de donkere ruimte en de blaadjes vallen zwak naast het lichaam. De
regen vloeit voort in tranen en de boze wolk ontwikkelt zich tot het breekpunt.
Een harde fibrillatie schrikt iedereen rechtovereind, behalve hun opa.